Harelbeke België.
Harlebeke New British Cemetery.
Harelbeke België.

Minstens 120 manschappen van de 36e' Ulster Divisie die sneuvelden tijdens de laatste acties in WO1 werden (her)begraven op Harlebeke New British Cemetery. De Britse dodenakker, dat rust en ingetogenheid uitstraalt wordt zoals alle Britse militaire begraafplaatsen beheerd en onderhouden door de Commonwealth War Graves Commission (CWGC).

 

Deze verzamelbegraafplaats werd aangelegd na de Wapenstilstand. In 1924 en 1925 werden ook de lichamen van Britten die op Duitse of gemeentelijke kerkhoven of begraafplaatsen lagen naar Harelbeke overgebracht. In het totaal ging het om meer dan 40 begraafplaatsen. Er rusten nu vooral Britse militairen die sneuvelden of overleden tijdens het eindoffensief in 1918. De graven van het Bevrijdingsoffensief kwamen terecht in de perken I tot X. De graven van de latere concentraties kwamen terecht op de perken I en II en op de perken XI tot XIX. Hiertoe behoren vele doden die in oktober 1914 omkwamen. In mei 1950 werden de 33 graven die naast de kerk van Harelbeke lagen naar het 'New British Cemetery' overgebracht. Er liggen ook 10 doden uit het Verenigd Koninkrijk, die in mei 1940 omgekomen zijn tijdens de Britse terugtocht naar Duinkerke.

 

 

Volgens het meest recente register rusten hier nu 895 geïdentificeerde en 179 ongeïdentificeerde doden uit het Verenigd Koninkrijk, naast zeven Australiërs (waarvan één ongeïdentificeerd), 29 Canadezen (waarvan één ongeïdentificeerd), twee doden uit India en vier doden uit Zuid-Afrika. Samen met de tien Britse doden uit de Tweede Wereldoorlog maakt dit een totaal van 1.126 doden, die hier begraven zijn of herdacht worden. Eén dode uit het Verenigd Koninkrijk, waarvan aangenomen wordt dat hij zich onder de niet-geïdentificeerde doden bevindt, wordt herdacht met een zgn. 'special memorial'. 19 andere doden, wiens graf verloren ging op hun oorspronkelijke begraafplaatsen, worden eveneens herdacht met een 'special memorial' en met twee 'duhallow blocks'. Ze lagen oorspronkelijk begraven op de gemeentelijke begraafplaatsen van Geluwe en Neuville, op de Duitse begraafplaatsen van 'Granate Farm' (Zillebeke), Hollesbosch (Beselare), Klephoek (Dadizele) en bij de kerk van Moorslede, resp. op de Duitse begraafplaatsen van Geluwe, Koelenberg (Geluwe) en Kasteelhoek (Hollebeke).

 

Eén van de mannen die hier bijgezet werd is William Thomas Leggett ( geboren op 26 januari 1891 in Lithgow (New South Wales), Australië). William was een jonge Australiër die zijn carrière als communicatiespecialist verder wilde uitbouwen. Hij reisde hiervoor naar Zuid-Afrika, Amerika en Groot-Brittannië. Tijdens zijn verblijf op het Britse eiland liet hij zich in januari 1912 inlijven bij de King's Life Guards. Toen twee jaar later de oorlog uitbrak werd hij als cavalerist bij het 1st Life Guards naar België gestuurd. William was naar verluidt de eerste Australiër die sneuvelde tijdens WOI. Op 14 oktober 1914 werd William tijdens een schermutseling met cavaleristen van het Ulanen-Regiment Nr. 20, omstreeks 16 uur, bij de hoeve van Theophiel Ghesquiere in Geluwe gedood. Tijdens een achtervolging werd de Corporal of Horse van zijn paard geschoten. Hij werd aanvankelijk in het dorp begraven. Zijn ouders zouden pas meer dan twee maanden later, via vrienden in Engeland en het ministerie van oorlog, vernemen dat hun zoon gevallen was. William was 23 jaar en was de jongste Non Commissioned Officer ( NCO = onderofficier) van zijn regiment, die volgens een rapport uit 1913 beschreven stond als: "een betrouwbare man die gelijk welke opdracht tot een goed einde zou brengen". Zijn graf werd later naar het New British Cemetery in Harelbeke overgebracht, naar blok VII, rij C, graf 9.

 

 

Een ander oorlogsslachtoffer dat hier begraven werd is Lieutenant Clement Wattson Payton DFC (13 april 1897 – 2 oktober 1918). Piloot Clement Wattson Payton was een luchtaas met 11 officiële luchtoverwinningen. Cadet Payton vervoegde op 17 november 1917, op proef, het Royal Flying Corps. Hij kreeg er de militaire rang van temporary second lieutenant (tijdelijk onderluitenant). Op 4 februari 1918 kreeg hij het Royal Aero Club Aviator's Certificate No. 5703 toegekend, ook zijn militaire rang werd geconfirmeerd. De kersverse vliegenier werd in april 1918 gevechtspiloot in Frankrijk, bij het 210e RAF Squadron en vloog er met een Sopwith Camel. In april 1918, werd het RFC (Royal Flying Corps) en het RNAS (Royal Naval Air Service) samengevoegd om een nieuwe strijdmacht te vormen: de Royal Air Force (RAF). Payton behaalde zijn eerste succes op 20 mei 1918, boven Menen dwong hij een Duits gevechtsvliegtuig, een Albatros D.V., die de controle had verloren om een noodlanding te maken. De jonge piloot ontpopte zich tot een echte vechtjas, een kemphaan die ook zijn strijdmakkers ging helpen als die in nood verkeerden. Zijn moedige instelling zorgde ervoor dat hij beloond werd met een Distinguished Flying Cross. Het DFC, is een Britse hoge onderscheiding voor daden die getuigen van moed en doorzettingsvermogen tijdens gevechtsvluchten. De onderscheiding werd tot 1993 alleen aan officieren toegekend. Voor hun ondergeschikten was er de "Distinguished Flying Medal". Luitenant Payton sneuvelde op 2 oktober 1918. Clement werd toen hij in de buurt van Kortrijk een vijandelijke bevoorradingstrein bombardeerde neergeschoten door grondvuur. Hij ligt begraven in blok II, rij B, graf 6.

 

In oktober 1918 naderden geallieerde troepen Kortrijk vanuit het noorden. In een ultieme poging om die opmars tegen te houden vernielden de Duitsers op 15 oktober de Gerechtshofbrug. Een dag later stonden de geallieerde troepen in Overleie, maar ze konden de Leie niet over. Ze beslisten daarom om een pontonbrug aan te leggen. Een rookgordijn moest ervoor zorgen dat rubberbootjes ongehinderd de overkant konden bereiken. Bij het optrekken van de rook merkten de Duitsers evenwel wat er gebeurde. Ze bestookten de genietroepen met artillerie, waardoor de bouw van de pontonbrug letterlijk en figuurlijk in het water viel. Uiteindelijk zouden de geallieerden er in slagen de Leie over te steken ter hoogte van Marke, en tussen Kortrijk en Harelbeke. Harelbeke werd in de nacht van 19 op 20 oktober 1918 bevrijd door de '9th (Scottish) Division'.

 

Tijdens het zes weken durende eindoffensief ( 28 september tot 11 november 1918) verloren 3.400 geallieerde manschappen het leven en raakten er 31.000 gewond. Tussen Leie en Schelde bevonden er zich maar liefst 1.866 oorlogsgraven die onderhouden werden door het Gemene Best (Commonwealth). Naast de militaire begraafplaatsen van Harelbeke, Heestert, Ingooigem en Vichte zijn er ook op de gemeentelijke begraafplaatsen van Kortrijk, Bissegem, Kooigem, Stasegem, Outrijve, Spiere en Helkijn samen ongeveer 300 dergelijke graven te vinden. Op 'Heestert Military Cemetery' en 'Ingoyghem Military Cemetry' liggen ook 111 Duitsers begraven.

 

 

Ook de burgers mogen niet vergeten worden! De bevolking zat toen immers vastgeklemd tussen al dit oorlogsgeweld en gans de regio deelde mee in de brokken. Een van de gemeenten die het zwaar getroffen werd was Avelgem. Op 3 november werd het centrum,  tijdens een zes uren durend artilleriebombardement vanop de Kluisberg, in gruis geschoten. Velen van hen die veiligheid zochten in de kelders kwamen om door gifgas (bepaalde bronnen spreken van fosgeengas maar historicus Jan Vancoillie is er van overtuigd dat er in Avelgem geen fosgeen werd gebruikt), het gas was zwaarder dan lucht en drong daardoor de kelders binnen. In Avelgem kwamen 302 mensen om het leven, waarvan 240 te gevolge van gas. Veel gasslachtoffers werden naar Kortrijkse hospitalen en noodklinieken afgevoerd. Maar eind november overleden daar nog steeds Avelgemnaren waarvan de longen aangetast waren door het gas. Ze stierven er een langzame en vreselijke verstikkingsdood, In Kortrijk zelf stierven 52 mensen door gasobussen en nog eens 46 personen die dagen of soms weken later bezweken aan de gevolgen ervan. In de maanden die volgden zouden in de Leiestreek nog heel wat arbeiders bevangen geraken door gifgas dat was terecht gekomen in vlasvoorraden en was bij het verhandelen ervan dan vrij gekomen.

 

Juist in die zelfde periode brak zowat overal aan het frontgebied de Spaanse griep uit. Op 21 oktober sloeg ze toe in Rollegem waar een brigade Britse militairen even op adem kwam, in korte tijd vielen er 56 slachtoffers. Uiteindelijk zou die griepepidemie, in een jaar tijd, meer slachtoffers maken dan de oorlog zelf. Vooral de jonge mensen bleken heel kwetsbaar te zijn voor de Spaanse Griep. Over het aantal slachtoffers werden al vaak gissingen gemaakt, maar het exacte dodencijfer zullen we nooit te weten komen!

 

Meer artikels
Ex Cimitero Austro-Ungarico-Italiano. 13-11-2017
Magnaboshi (Cesuna) Italië.

Deze verlaten begraafplaats ligt tegenover de Britse Begraafplaats Magnaboschi.

lees meer ...
'Schuwe Maandag'. 13-10-2014
Roeselare België.

Op 19 oktober 1914 arriveerden de Duitsers in de regio van Roeselare. Het zou een dramatische maandag worden. De Duitse regimenten telden in hun rangen veel jonge militairen. Onder hen veel scholieren en studenten die enkele weken geleden voor het eerst in hun leven een geweer in handen kregen. Ze vonden het allemaal wel spannend, maar beseften niet wat er hen te wachten stond. Op die bewuste 19e oktober haastten ze zich naar het front, richting IJzer. Zowat in en rond Roeselare hadden Franse eenheden barricaden opgeworpen en loopgraven gedolven.

lees meer ...
The Newfoundland Caribou Memorial. 22-10-2018
Kortrijk België.

De Newfoundland Caribou Memorials werden opgericht ter herinnering aan de gesneuvelde Newfoundlanders.

lees meer ...