De hophoeve bij de begraafplaats werd tijdens de oorlog door Britse militairen 'Gwalia Farm' genoemd, dat verwees naar een plaatsje in Wales. Vanaf 29 juni 1917 nam de ‘143th Field Ambulance’ haar intrek in de hoeve, dat was de periode tussen de slag van Mesen en de Derde Slag bij Ieper.
Eind juli 1917, bouwden de Britten het kamp uit tot een veel groter hospitaalcomplex een zogenaamd ‘Main Dressing Station’. Toen werd ook een speciale spoorlijn aangelegd om de toevoer van gewonden en materiaal te vergemakkelijken. De medische post lag tussen de toenmalige kampen in het vlakke en waterrijke gebied ten noorden van de weg van Poperinge naar Vlamertinge. De gewonden werden volgens het Britse systeem van medische evacuatie eerst in een ‘Advanced Dressing Station’ ( A.D.S = vooruitgeschoven medische post) opgevangen, van waaruit men ze dan naar een ‘Main Dressing Station’ (M.D.S.) werden overgebracht. Zij die verdere verzorging nodig hadden, werden doorgestuurd naar een ‘Casualty Clearing Station’ (C.C.S.). Zij die de M.D.S. niet overleefden, werden ter plekke begraven zoals op de begraafplaats die hier bij ‘Gwalia Farm’ werd aangelegd in de iets hoger gelegen weide achter de hoeve. Deze begraafplaats zou gebruikt worden vanaf begin juli 1917 tot in september 1918. In Plot I, rij H, zijn 14 manschappen van het 9th Lancashire Fusiliers begraven, die stierven op 4 september 1917 tijdens een Duitse luchtraid op het 'Dirty Bucket Camp'. De naam Dirty Bucket Camp kwam voor van het nabij gelegen cabaret 'De Vuile Seule'.
Eén van de 469 doden die hier te rustte werden gelegd was 2nd/Lt (onderluitenant) Roper Henry Whitrod. In 1905 nam Roper dienst als kind soldaat, hij was amper 14 jaar oud toen hij de Coldstream Guards vervoegde. Hij diende vijf jaar in Egypte. Op 12 augustus 1914 landde hij met het BEF (de Britse expeditie macht) in Frankrijk. In 1915 trouwde hij met Minnie Whitrod, het koppel had één dochtertje dat Margaret heette. Op 25/02/1916 werd Roper bevorderd tot sergeant. In 1918 werd hij officier bij het 4e bataljon van the Kings (Liverpool Regiment). Op 14 mei 1918 arriveerde hij samen met een aantal andere nieuwe officieren in het kamp van Roebrouck, maar op 28 mei 1918 werd Roper dodelijk getroffen door exploderende artilleriegranaat. Hij werd de volgende dag om 14u30 op Gwalia military cemetery begraven.
Een andere hier begraven militair is de 20 jarige soldaat William Gordon. Hij diende bij het 36th Battalion Machine Gun Corps en kwam in actie, op 31 mei, om het leven. Elf dagen later, op 11 juni 1918, overleed ook zijn broer Lance Corporal Thomas Gordon. Thomas was getrouwd met Bridget en deed dienst bij het 16th Battalion Royal Irish Rifles. Hij werd begraven in Dromore Cathedral Graveyard te Co. Down (Noord-Ierland).