Delville Wood, gelegen aan de overkant van Delville Wood Cemetery, is nu een bos van ongeveer 1 km² groot, het ligt net ten oosten van Longueval. Nu is het een vredig bos waar in de periode april - mei de boshyacinten weelderig bloeien, maar 100 jaar geleden zag het er niet zo fraai uit!
Op 14 juli 1916 werd een groot deel van het dorpje Longueval ingenomen door de 9th (Scottish) Division en de South African Brigade (Zuid-Afrikaanse brigade) veroverde het grootste deel van het bos. De verovering van het Bois d'Elville (door de Britten Delville Wood gedoopt) was onmisbaar om verder op te rukken naar het oosten en werd toevertrouwd aan de Zuid-Afrikanen die hier hun vuurdoop op het westelijke front ondergingen. Op 14 juli 1916 raakten 121 officieren en 3032 manschappen van de Eerste Zuid-Afrikaanse Infanterie Brigade in een hevig gevecht verwikkeld. De Zuid-Afrikaanse brigade zou gedurende de komende dagen een felle strijd leveren. De hevigheid waarmee in Delville Wood, of “Devils Wood” ( het bos werd ook vaak benoemd als het duivelsbos), werd gevochten kan misschien nog het best geïllustreerd worden door de frequentie waarmee de Duitsers hier projectielen afvuurden, tot 400 per minuut, soms urenlang.
Op 18 en 19 juli dreven constante Duitse aanvallen de Zuid Afrikaanse brigade in de zuid westelijke hoek van Delville Wood. Op 20 juli, om 18.00 uur werd de Zuid Afrikaanse brigade bevrijd door de 3e Britse divisie. “…Delville Wood was gereduceerd tot een verbrijzelde woestenij van boomresten, verkoolde en brandende stronken en kraters gevuld met modder, bloed en lijken. Overal lagen lijken. Op sommige plaatsen lagen ze zelfs tot vier hoog opeengestapeld. Maar het ergste was het constante gekreun en gekerm van de gewonden en stervenden. Het klonk als vee op een voorjaarsbeurs.” Volgens bepaalde bronnen kwamen er van de 3.153 ingezette Zuid-Afrikanen nog amper 143 heelhuids uit het bos ( hier zijn de bronnen moeilijk correct in te schatten, een andere bron spreekt van 29 officieren en 751 manschappen die Slag van Delville Wood overleefden).
Nadat de zes Zuid-Afrikaanse bataljons van de brigade hier zes dagen lang onophoudelijk hadden gestreden, zou het bos in Britse handen blijven tot eind april 1918. Toen werd het gedurende het Duitse lenteoffensief, tijdens Unternehmen (operatie) Michael, terug door de Duitsers veroverd. Operatie Michael bestond uit een aantal verschillende offensieven. Het hier geplande offensief droeg de codenaam Mars, dat was een aanval tegen de Britten en Fransen bij de Somme en Arras, en die actie moest een wig drijven tussen de twee legers. De Britten verloren gebied en materieel, maar vormden nog steeds een gesloten front. De door de Duitsers veroverde gebieden hadden geen enkele strategische waarde (concrete strategische doelen waren in feite ook niet gesteld. Het ging slechts om het zo ver mogelijk oprukken) en deze gebieden waren ten koste van veel munitie en mensenlevens veroverd. Terwijl de eigen artillerie niet kon bijbenen. Er heerste ook een munitietekort. Verblind door dit "succes", zette Ludendorff Operatie Michael voort en opende nog meer offensieven. Evenals Operatie Mars dienden deze offensieven echter geen enkel strategisch doel. Delville Wood bleef echter wel in Duitse handen tot op 28 augustus 1918, pas toen kon de 38th (Welsh) Division het gebied definitief heroveren.
Naar aanleiding van de eerste “verjaardag” van de wapenstilstand, op 11 november 1919, vond het Zuid-Afrikaanse gouvernement het wenselijk om een geschikte plaats te zoeken om hun gevallen landgenoten te gedenken. Delville Wood bleek een uitgelezen oord te zijn om de Zuid-Afrikaanse compatriotten, die waren gestorven tijdens de Groote Oorlog, te eren. De Zuid-Afrikaanse regering kocht het bos van zijn Franse eigenaar. Het aan flarden geschoten bos werd zo de laatste rustplaats van vele gevallen landgenoten. In het geteisterde bos had slechts één boom de strijd overleefd, heelhuids kan men niet zeggen, want de boom is werkelijk doorboord met stukken metaal afkomstig van diverse soorten munitie. Bij “The Last Tree”, een oude beuk, staat nu een witte gedenksteen die aangeeft dat hij nog de enige levende getuige van de slag om Delville Wood is. Het bos werd voor een deel weer aangeplant met boompjes uit Zuid-Afrika. Aan het einde van een rij eikenbomen afkomstig uit Zuid-Afrika, staat het monument, als nagedachtenis aan alle Zuid-Afrikaanse slachtoffers. Zij vormen de laan van de begraafplaats naar de ingang van het monument.
Het monument werd gebouwd naar een ontwerp van de architect Herbert Baker en ligt recht tegenover Delville Wood Cemetery. Het monument werd op 10 oktober 1926 ingehuldigd. De namen van de vermisten worden hier niet vermeld maar ze staan wel samen met de vermiste Britse strijdkrachten op de verschillende monumenten voor de vermisten (Memorial to the Missing) op andere locaties. Ten noorden van het monument bevindt zich het Delville Wood Commemorative Museum. Hierin wordt een register bewaard waarin de namen van de vermisten genoteerd staan. Het museum werd in 1986 in tijd van volle apartheid geopend door president Botha. Dat stuitte hier op massale protesten, de toenmalig Franse president Mitterand weigerde zelfs naar de opening te komen. Vandaag is het South-African Memorial & Museum een serene herdenkingsplek voor alle 11.600 gesneuvelden uit de Grote Oorlog, blank en zwart. Het Zuid-Afrikaans Memoriaal en Museum brengen ook hulde aan alle Zuid-Afrikanen die sneuvelden tijdens de diverse conflicten van de 20e eeuw, in Afrika, in Europa en in het Nabije Oosten.
Op de aan de overkant gelegen militaire begraafplaats, Delville Wood Cemetery, rusten 152 Zuid-Afrikanen. Voor één Zuid-Afrikaan werd een Special Memorial opgericht omdat zijn graf niet meer gevonden werd en men aanneemt dat hij begraven ligt onder een naamloze zerk.