De Commonwealth troepen van het Britse XIVe corps (de 7e, 23e en de 48e divisie) kwamen in maart 1918 de Italiaanse troepen, die zich op de frontlinie tussen Asiago en Canove bevonden, aflossen. Het front werd bezet door twee divisies, de overige divisie werd in reserve gehouden in het vlakke gebied. Links werd de frontlinie gehouden door de Fransen en rechts werd die bemand door de Italianen. Het was relatief rustig aan het front, maar dat veranderde toen de Oostenrijkers met man en macht aanvielen van Grappa tot Canove, dat was tijdens de slag van Asiago (15-16 juni 1918). Op 15 juni werd de geallieerde lijn doorbroken, de Oostenrijkers vorderden ongeveer 1.000 meter, maar de volgende dag verloren ze terug het gewonnen terrein en werd de oorspronkelijke frontlijn heringenomen. Terzelfdertijd was ook de Tweede Slag aan de Piave Rivier losgebarsten, die vond plaats van 15 tot 23 juni ‘18. Deze slag werd beslecht in het voordeel van de Italianen, voor hen was dit een belangrijke overwinning. Tussen juni en september zouden er herhaaldelijk succesvolle aanvallen uitgevoerd worden op de Oostenrijkse loopgraven.
Het was ook rond juni ’18 dat de Britten het Magnaboschi British Cemetery in gebruik namen, dat is één van de vijf Britse begraafplaatsen op het Asiago Plateau waar slachtoffers uit die periode begraven werden. De andere vier dodenakkers bevinden zich in Barenthal, Boscon, Cavalletto en Granezza.
In dezelfde regio bevindt zich ook het monument der gesneuvelden van Canove di Roana. Bovenop dit mooie Italiaanse herdenkingsmonument staan twee bronzen soldaten afgebeeld die verwikkeld zijn in de strijd. Eén van hen is gewapend met een handgranaat in de rechterhand en in de andere hand houdt hij een Carcanogeweer vast. De tweede bronzen krijger steekt met beide handen een vlag boven het hoofd. Het beeld was van de hand van Caldana Egisto (1887-1961) en werd onthuld op 8 november 1925. Dit gemeentelijke gedenkteken draagt de namen van de oorlogsslachtoffers uit beide wereldoorlogen.