De Britse maritieme raid op Zeebrugge vond plaats in de nacht van 22 op 23 april 1918. De Britse marine lanceerde toen een aanval op de Duitse duikbootbasissen van Zeebrugge, Brugge en Oostende. Hun aanvalsplan was zeer simpel; blokkeer de beide havens en ontneem zo de Duitse U-boten (U-boot = Unterseeboot) hun toegang tot de zee. De zeer gedurfde raid op de haven van Zeebrugge was één van de zeldzame maritieme operaties voor de Belgische kust. Samen met een tweede poging van de HMS Vindictive (HMS = His/Her Majesty's Ship, is het prefix in de naam van de schepen van de Britse Royal Navy sinds 1789) om op 10 mei 1918 Oostende te blokkeren, probeerde de Britse marine zo de Belgische kusthavens af te sluiten voor alle uitgaande maritiem verkeer.
Het was Admiraal Roger Keyes die het plan uitwerkte om de havengeulen van Zeebrugge en Oostende te blokkeren. In februari 1918 gaf de Britse admiraliteit groen licht voor de voorbereidingen van de operatie. Wegens slechte weersomstandigheden werd de geplande aanval tweemaal afgeblazen: op 11 april en op 14 april. Hierbij was de motorboot HMS CMB 33 gestrand in Duits gebied. De bevelvoerder had tegen alle instructies in de aanvalsplannen meegenomen, en die vielen in Duitse handen.
In de haven van Zeebrugge waren bunkers en andere versterkingen gebouwd, op de havendam stond zware artillerie . De toegang van de haven werd gedeeltelijk geblokkeerd door de verankering van een viertal aken.
Op 22 april 1918 nam admiraal Keyes het bevel over een vloot van 168 schepen en een troepenmacht van 1800 (andere bronnen vermelden 1700) man. De aanval begon op 23 april 1918.Om de blokkade van Zeebrugge uit te voeren, wilden ze drie schepen tot zinken brengen aan de sluisuitgang van het kanaal Brugge-Zeebrugge. Om de aandacht van de bezetter af te leiden en de blokkadeschepen de HMS Intrepid, de HMS Iphiginia en de HMS Thetis vrij spel te geven, werden een hele hoop van afleidingsmaneuvers georganiseerd.
Eén van de afleidingsmaneuvers begon kort voor middernacht. De kruiser HMS Vindictive en twee overzetboten, Daffodil en Iris II, vielen de golfbreker aan. Onder beschermingsvuur van mortieren moest de HMS Vindictive aanmeren aan de buitenkant van de oude Zeebrugse pier, het schip moest r ‘landing parties’ (landingstroepen) van de Britse Marine en de Royal Marines aan wal zetten aan de monding van het kanaal naar Brugge. Op expliciet bevel van Admiraal Keyes mochten geen landmacht eenheden ingezet worden. De taak van de "Blue jackets" en "Royal Marines" was het uitschakelen van de artillerie en de geschutsopstellingen die op de mole (pier) waren geïnstalleerd. Eens deze artilleriestukken uitgeschakeld waren dan konden de blokkadeschepen ongehinderd de haven van Zeebrugge binnen varen of toch bijna..... Voor deze operatie was de HMS Vindictive voorzien van bijkomende bewapening en scheepsartillerie, daaronder één 11-inch en twee 7.5 inch houwitsers, twee vlammenwerpers, twee 1 ponder pom-pom kanonnen en zes Lewis-mitrailleurs bovenop haar gewone bewapening. Als extra bescherming voor de crew werden ook nog heel scherfwerende matrassen bijgeplaatst.
Gezien men van plan was om de Vindictive aan de buitenzijde van de pier af te meren en deze zeker zo'n 4,5 meter hoger was dan de kade was de Vindictive geëquipeerd met een speciaal hoofddek met 18 loopplanken die de landingsploegen moesten toegang geven tot de muur. Door het hevige artillerie- en mitrailleurvuur die de Vindictive te verduren kreeg in de aanloop naar de pier waren er van de 18 loopplanken nog slechts twee bruikbaar om te ontschepen. Eénmaal op deze muur dan moesten de "Royal Marines" nog met speciale ladders ongeveer 4,5 meter afdalen tot op de kade zelf, en dat gebeurde allemaal onder vijandelijk vuur. De blue jackets waren voorzien om op de muur te blijven en vandaar ondersteuningsvuur te geven. De HMS Vindictive moest recht tegenover een Duitse Batterij aanmeren, om schade aan de romp te vermijden was deze uitgerust met twaalf houten balken die als buffer fungeerden. Door de sterke stroming en het hevige Duitse vuur werd de landingsplaats helaas ruim meter 300 meter overschreden. De Vindictive lag daar als een kurk te dobberen en werd tegen de kaai geduwd door de ferry Daffodil. De landingsploegen van de Daffodil ontscheepten dan maar via de dekken van de Vindictive. Tijdens het aanmeren bleven al de landingstroepen in dekking en was de scheepsbemanning op hun gevechtsposten, maar helaas bleven de bevelvoerders onbeschut op het dek staan. Toen de Duitsers éénmaal bekomen waren van de verassing en zij van dichtbij het vuur openden werden de officieren Elliot, Cordner en Hallahan onmiddellijk gedood en zeeg Edwards zwaargewond neer. Op één minuut na middernacht lag de HMS Vindictive langszij de pier waardoor haar romp beschermd werd door de kademuur. Enkel de schoorstenen en de brug waren zichtbaar voor de Duitsers. Daar de Vindictive zijn aanmeerplaats met ongeveer 300 meter was voorbijgevaren waren zij niet op de batterijen terechtgekomen, maar wel voor een zone van prikkeldraad die met mitrailleurs verdedigd werd. Een rookgordijn moest het schip en de aanvallende mariniers aan het zicht onttrekken. Doch de Duitsers weerden zich zo goed ze konden. De Duitse matroos Hermann Künne van de torpedoboot S53, viel de aanvoerder van de mariniers aan met een mes en stak hem neer, maar hij werd zelf ook neergeschoten. De plots opgestoken zuidenwind blies het rookgordijn weg, de aanvallende Royal Marines kwamen zo onder direct Duits vuur te liggen en leden grote verliezen.
Om de actie op de havendam te ondersteunen had men ook nog twee oude duikboten volgestouwd met springstof, deze moesten de viaduct naar de golfbreker opblazen. De onderzeeër C1 kwam door mechanisch defect tijdens de overtocht niet in de buurt van zijn doelwit en werd teruggesleept naar de vertrekbasis. De duikboot C3, onder bevel van Royal Navy Luitenant Sandford en met de ganse bemanning op dek, lag onder vuur. De Duitsers slaagden er in om een zoeklicht te richten op de C3 zodat ze nog meer geweervuur aantrok. Maar omdat de koers van de C3 recht op de viaduct gericht was dachten de Duitsers dat de C3 een mechanisch defect had. De Duitsers dachten dat ze de duikboot zouden kunnen veroveren en verminderden hun vuur, zo slaagde de C3 er in om zich onder de viaduct te nestelen. Lt Sandford ontstak de detonator van de aan boord zijnde explosieven, de bemanning had toen nog zes minuten tijd om de duikboot te verlaten. Zoals voorzien werd de viaduct om 00u15, opblazen. Hierdoor konden de Duitsers geen versterkingen aanvoeren. De zeskoppige duikbootcrew van de C3, twee officieren en vier manschappen, konden tijdig ontsnappen. Ze waren weliswaar gewond maar met een reddingsboot konden ze hun hachelijke avontuur ontglippen. Sandford ontving het Victoria Cross maar overleed, op 23 november 1918, aan Typhus. Zijn VC wordt bewaard in het Brittania Royal Naval Collge te Dartsmouth.
Terwijl de Duitse contra-attaque zich op deze actie concentreerde, brachten de Britten om 00u30 enkele schepen voorbij de vuurtoren. Dit waren de Thetis, Intrepid en Iphigenia, deze drie schepen uit 1890 waren bevracht met beton. Men wou de drie vaartuigen in de vaargeul tot zinken brengen om zo die havengeul te blokkeren. Maar na mislukte aanval op de golfbreker kwamen de drie schepen onder zwaar vijandelijk vuur te liggen. De Thetis moest enkele voltreffers incasseren en zou de vaargeul niet bereiken. Het schip liep vast op een zandbank en werd te vroeg tot zinken gebracht. De twee andere vaartuigen bereikten het kanaal wel en werden zo schuin als mogelijk in het vaarwater tot zinken gebracht. De bemanning van de schepen werd, onder hevig Duits vuur, met snelle motorboten opgehaald. De HMS Thetis moest in feite als eerste de sluisdeur naar het kanaal naar Brugge rammen, maar dit was dus mislukt. De twee andere schepen hielden zich aan de gekregen instructies en namen de taak van de Thetis niet over! Had men op een of andere manier die sluisdeur wel kunnen beschadigen dan had dit geleid tot een groter succes van de aanval.
Om 00u50 uur loeide de sirene van de Daffodil, dat was het afgesproken sein om de gevechten af te breken en terug te keren naar de schepen. Onder dekking van rookgordijnen en het vuur van de scheepskanonnen van de monitors (kleine oorlogsschepen) trok de gehavende vloot zich terug. In de loop van 23 april voer de Britse vloot terug binnen in de thuishavens.
De Duitsers beslisten wijselijk om twee pieren te verwijderden, hierdoor konden de Duitse Unterseeboote al na twee dagen, bij hoog tij, weer langs de blokkerende schepen uitvaren. Ook de aanval op de haven van Oostende die gelijktijdig uitgevoerd werd mislukte! Ook een tweede maritieme actie die men in mei ’18 op Oostende uitvoerde zou floppen. Van de 1700 Britten die op 23 april deelnamen aan de maritieme operatie verloren 227 Britse matrozen en mariniers het leven en raakten er 356 gewond. Onder hen ook commandant Frank Arthur Brock, de man die het rookgordijn bedacht en uitvoerde.
Voor de toenmalige Britse propaganda was de raid op Zeebrugge een grootse overwinning met de verlening van elf Victoria Crosses, maar in werkelijkheid was het een grote flop, de Duitse onderzeeboten konden nog altijd vanuit Brugge naar Zeebrugge of Oostende de zee op, dat veranderde pas in oktober 1918 toen de Britse landmacht het terrein veroverde. De Duitse marine verloor amper 8 manschappen en telde 16 gewonden. De gezonken wrakken werden pas in 1921 geborgen. De aanval op Zeebrugge wordt door de Britten ieder jaar herdacht op 23 april, op ‘Saint-George’s Day’.
Victoria Cross Awards voor de actie te Zeebrugge:
Zeebrugge Churchyard met het Zeebrugge Memorial en oorlogsmonument.
Aan het begin van de oorlog was er nog helemaal geen kerkhof aanwezig. Toen 44 Duitsers op 26 september 1915 tijdens een tramongeval om het leven kwamen werden ze bij de kerk begraven (nu tegen de kerkmuur). Gedurende de oorlog zou het ‘Deutscher Ehrenfriedhof Zeebrugge N°184’ gestaag aangroeien. In 1916 werden er 6 graven toegevoegd. Op 5 juni 1917 kwamen er 40 Duitsers van twee torpedoboten (de S15 en S 20) bij, die tijdens een zeeslag omgekomen waren. Zij liggen in een massagraf begraven. Daarnaast werden er in 1917 nog 24 Duitse en 3 Britse doden begraven. In 1918 kwamen er nog 57 Duitse graven bij, naast 26 Britse doden. Hieronder bevonden er zich 7 Duitsers en 14 Britten (die zijn bijeen begraven), die omkwamen bij de raid op Zeebrugge op St-George’s Day (23-24 april 1918). In 1919 werd nog een graf toegevoegd van een gevonden Britse ‘Airman’.
De omheiningsmuur, met toegangspoort, rond de begraafplaats werd door de Duitse bezetter tijdens de Eerste Wereldoorlog opgetrokken. Centraal, vlakbij de kerkmuur, was een groot Duits gedenkteken opgericht, dat is nu verdwenen. Op het collectief graf van de 14 Britten die op 23-24 april 1918 omkwamen werd een Duits stenen kruis geplaatst, dat is nu ook verdwenen.
Na de wapenstilstand werden door Britse en Belgische diensten werken uitgevoerd op het kerkhof. De ‘British Salvage Section’ plaatste in 1920 een gedenkkruis voor de doden van St-George’s Day. Vanaf 1925 werd het beheer waargenomen door de ‘Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge’. Het peterschap over de begraafplaats werd toevertrouwd aan de ‘Ortsgruppe Blankenburg’ (Harz), een stadje ten zuiden van Magdeburg. De graven bestonden toen uit witte grafkruisen. Wat hier wel opvalt, is het feit dat de Duitse graven hier rond 1955 niet overgebracht werden naar de grote Duitse verzamelbegraafplaatsen, wat op andere plaatsen wel het geval was. Vanaf januari 1957 werd het onderhoud waargenomen door de Commonwealth War Graves Commission.
De twee panelen van het oorlogsgedenkteken dat tegen de westelijke omheiningsmuur is geplaatst, zijn vermoedelijk de twee gedenkplaten, die men oorspronkelijk in de kerk geplaatst had (onthuld op 22 augustus 1920). Mogelijks is het bronzen zwaard afkomstig van het vroegere St-George’s Day Memorial, dat na 1942 was opgericht maar werd afgebroken bij de bouw van de nieuwe havengeul. Aan de buitenkant van de omheiningsmuur, aan westelijke zijde, staat het gedenkteken voor de militaire slachtoffers van Zeebrugge.