Op het Deutscher Soldatenfriedhof in de Franse gemeente Bousbecque, ook gekend als Busbeke, liggen de doden in individuele graven aangeduid met kruisjes, alleen de acht joodse graven zijn anders van vorm. Een van de kruisjes draagt de naam van Johann Weimer. Johann stierf op 22 april 1918, meer staat niet vermeld. Gelukkig ligt naast het kruis nog de oude grafsteen van Johann Weimer en die verstrekt ons al wat meer informatie. Ten eerste dat het hier gaat over een Vizefeldwebel, een onderofficier, en ten tweede dat hij diende bij de 31ste compagnie van een reserve bataljon van de militaire spoorwegtroepen (R.Eisenb. Kp31).
Inderdaad om oorlog te voeren zijn er ook heel wat logistieke ondersteuningstroepen nodig. Toen de oorlog uitbrak beschikte de chef van de militaire spoorwegtroepen over 74 spoorwegbouwcompagnies en 16 spoorwegarbeiderscompagnies, in totaal zo’n 2600 man, en over de werkmaatschappijen van de beide militaire spoorwegdirecties. Doch al tegen het einde van de eerste oorlogsmaand voldeden deze krachten niet meer. De vereisten aan het transportwezen waren groot, de inzet van miljoenen mannen en de groeiende expansie van het strijdtoneel benodigde een versterking van de spoorwegtroepen.
Meer dan 200.000 gastarbeiders en krijgsgevangenen werden hiervoor ingezet. In het verloop van de oorlog groeide het militaire spoorwegpersoneel te velde van 20.000 tot 108.000 man. De overwegende inzet voorzien voor het Etappe gebied verlegde zich al snel dichter en dichter bij het front. In het verloop van de oorlog werden er in het westen 45 bruggen en nieuwe tunnels gebouwd, daarnaast werden er ook drie nieuwe spoorlijnen gelegd met een totaal van 87 km. Vernietigingen aan het spoorwegnet, het zij door geallieerde artilleriebeschietingen of luchtbombardementen, moesten ook hersteld worden.