Op 21 maart 1918 lanceerde het Duitse leger de Kaiserschlacht (de Slag van de Keizer). Dit offensief zou tijdelijk de positieoorlog beëindigen. De Kaiserschlacht ( ook Lenteoffensief) was een combinatie van aanvallen van het Duitse leger die plaatsvonden in de lente en zomer van 1918. De militaire naam van de eerste aanval was "Operatie Michael". Ludendorff had een aantal offensieven gepland die onderdeel zouden uitmaken van Operatie Michael. Dit waren onder andere:
De Duitsers zouden voor een laatste keer alles op alles zetten, deze keer met een nieuwe tactiek. Generaal Ludendorff had ondertussen wel ingezien dat zo maar (domweg) ten aanval trekken gelijkstond aan zelfmoord, en daarom besloot hij om een andere tactiek te gebruiken. Hij koos voor de zogeheten ‘Bruchmüllertactiek’. Dat was een artilleriebeschieting van vijf uur voorafgaand aan het offensief en werd uitgevoerd in verschillende fasen, want het was ondertussen voor iedereen nu wel duidelijk dat de klassieke dagenlange bombardementen het verrassingseffect volledig verknalden.
Onder de beschutting van een vuurgordijn van de artillerie moesten vervolgens eenheden van de stormtroepen, bewapend met automatische geweren en vlammenwerpers, de kapot geschoten Britse frontlinie infiltreren, daarna moesten ze zo snel mogelijk de Britse artilleriestellingen achter de frontlinie in handen proberen te krijgen. De inname van de grote steunpunten werd aan de infanterie, die achter de stormtroepen aankwam, overgelaten. Die nieuwe tactiek zorgde ervoor dat artillerie en infanterie beter samenwerkten en de stormtroepen maakten meer gebruik van de mogelijkheden die het terrein kon bieden. Op 21 maart 1918 barstten de eerste aanvallen los. De Duitsers gebruikten ten volle hun numerieke meerderheid. Er stonden 58 Duitse divisies tegenover 16 Britse divisies; de Duitse aanvallers sloegen in enkele uren een grote bres in het Britse front. Een aantal Britse divisies werden letterlijk van de kaart geveegd, zoals de 16e (Ierse), de 36e en de 66e. De eenheden die niet uiteengevallen waren, trokken zich al vechtend en in grote paniek terug. De wegen waren geblokkeerd en de Duitse artillerie bleef grote wanorde veroorzaken bij de Britten. De offensieven waren aanvankelijk dus zeer succesvol. In twee dagen werden bij de Somme de Britse linies doorbroken en rukten de Duitsers 25 km op. Het was tijdens die eerste aanvalsfase dat Pozières op 24 en 25 maart 1918 door de Duitse troepen veroverd werd. Maar ondanks de goede aanvang van de Kaiserschlacht zou die toch, op 29 april, in een fiasco eindigen. Ludendorff had gegokt en verloren!
Pozieres British Cemetery ligt in feite in de Franse gemeenten Ovillers-la-Boisselle en Pozières (departement Somme), ongeveer 6 km ten noordoosten van Albert. De begraafplaats wordt omzoomd door het Pozieres Memorial. Op de dodenakker rusten 2.761 doden, 1.382 van hen konden niet geïdentificeerd worden. Eén van de geïdentificeerde militairen die hier begraven werd is de 23 jarige Sergeant Claude Charles Castleton van de 5e compagnie van het Australian Machine Gun Corps. Hij sneuvelde op 29 juli 1916. Sergeant Castleton evacueerde die dag, onder hevig vijandelijk vuur, gewonde strijdmakkers. Bij zijn laatste reddingspoging werd hij zelf getroffen en stierf onmiddellijk. Voor zijn moedig optreden werd hem postuum het Victoria Cross (VC) verleend.
Op het Pozieres Memorial herdenkt men 14.655 omgekomen militairen zonder gekend graf uit de Eerste Wereldoorlog. Hun namen staan gebeiteld op de panelen langs drie zijden van de begraafplaats. Ze sneuvelden allemaal tijdens de gevechten aan de Somme van 21 maart tot 7 augustus 1918. Tussen de vermisten staan ook de namen van drie militairen die het Victoria Cross toegekend kregen:
Tussen de duizenden vermiste Britse strijders vermeld op de Pozières Memorial to the Missing staat ook de naam van een zekere Patrick Collins gebeiteld. Patrick was de oudste en tevens de laatste zoon van een Iers gezin die tijdens de oorlog stierf. Moeder Agnes Collins had toen schijnbaar al vier zonen verloren! Toen de oorlog in 1914 uitbrak zouden zes van de acht zonen van mevrouw Collins meestrijden in de rangen van het Britse leger. De familie Collins woonde in de Ierse stad Waterford (Port Láirge in het Iers) dat is de hoofdstad van het graafschap Waterford.
De amper 16-jarige Stephen was de jongste van de broers die zich vrijwillig aanmeldde. Twee maanden nadien, op 19 oktober 1914, sneuvelde hij aan het front in Frans Vlaanderen. Hij diende in de rangen van het 2e bataljon van het Royal Irish Regiment.
In mei 1915 kwam de 24-jarige broer Michael om het leven, hij sneuvelde bij het begin van het offensief bij Aubers Ridge (Frankrijk). Net als zijn jongere broer diende hij ook in de rangen van het 2e bataljon van het Royal Irish Regiment.
Het jaar daarop werd hun 22-jarige broer John gedood, dat drama speelde zich af tijdens de Sommeslag in september 1916, hij sneuvelde nabij Thiepval op 9 september. John diende bij de Royal Munster Fusiliers, bij het 1e bataljon.
De vierde broer voor wie de oorlog bijna fataal werd en die aanvankelijk ook als dood werd beschouwd was Joseph Christopher (Christy). Hij raakte vermist aan het Oostfront in Salonika. Joseph werd het slachtoffer van een exploderende obus, hij kreeg een aantal obusscherven in het lichaam en was dus zwaar gewond. Zo kreeg moeder Agnes haar vierde telegram, daarin melde men haar dat haar zoon als vermist werd opgeven maar dat men er van uitging dat hij dood was. Maar achteraf bleek dat Joseph een hele periode verzorgd werd in een klooster. Na de oorlog werd hij, tot grote verbazing van zijn familie, naar zijn thuis in Waterford gerepatrieerd. Zijn opgelopen verwondingen zouden nooit volledig genezen, de rest van zijn leven voelde hij de pijn! Zowel fysiek als psychisch!
De laatste zoon die sneuvelde was de 30 jarige Patrick. Hij was 2nd corporal (2e korporaal) in het 173rd Tunnelling Company of the Royal Engineers ( compagnie van de Britse genie die ondergrondse tunnels uitgroeven). Patrick was al bijna vier jaar actief in de oorlog toen hij op 29 maart 1918 gedood werd.
Nadat moeder Agnes vijf afzonderlijke telegrammen had gekregen met de vreeslijke boodschap dat haar zonen gesneuveld waren, kreeg moeder een bericht dat William te gevolge van meelevende gevoelens naar huis gestuurd zou worden! Dit trieste verhaal is opvallend vergelijkbaar met Steven Spielbergs succesvolle oorlogsfilm “Saving Private Ryan”uit 1998. Deze vertelt het verhaal over de laatste overlevende van vier broers die dienden in het Amerikaanse leger tijdens de Tweede Wereldoorlog. Na Patrick’s dood werd William, die in feite al van voor de oorlog voor een militaire loopbaan had gekozen, dus naar huis gestuurd. Toen hij thuiskwam was er geen ontvangstcomité en fanfare voorzien, want sinds hij negen jaar geleden het Britse leger had vervoegd was de situatie in Ierland totaal veranderd. De steun voor Ierse mannen die meestreden met het Britse leger was fel afgenomen. Bij Williams terugkomst was de intieme sfeer binnen de Collins familie waarschijnlijk vooral belast door verdriet. Moeder Agnes wist met zekerheid dat vier van haar zonen dood waren, en van de vijfde die als vermist werd opgeheven had men geen verder nieuws ontvangen, dus dacht men dat ook hij gestorven was. Halverwege de oorlog had vader Collins zijn echtgenote verlaten, hij liet haar achter met de twee jongste zonen, Richard en Thomas, die zij dan alleen moest verder opvoeden. William Collins verliet het leger definitief in 1919, dat na een diensttijd van negen jaar en 362 dagen. In die periode was in het Waterford niet gemakkelijk voor een voormalige Britse soldaat om werk te vinden. William huwde met een vrouw uit Waterford en bracht dan nadien het grootste deel van zijn leven door in Londen. Het koppel kreeg zes zonen en één dochter. Hoe moet vader William zich gevoeld hebben toen twintig jaar later een nieuwe wereldoorlog uitbrak en hij zijn eigen kinderen naar de oorlog zag vertrekken?
Moeder Agnes Collins verloor vier zonen, maar geen enkele van haar vier kinderen kreeg een gekende laatste rustplaats waar hun moeder hen een laatste bezoek kon brengen. Stephen wordt nu herdacht op het Le Touret War Memorial in de Pas-de-Calais in Frankrijk. Michael’s naam staat gebeiteld tussen de vele vermisten die op de Menenpoort in Ieper herdacht worden. John staat vermeld op de Thiepval Memorial to the Missing of the Somme in Frankrijk, en Patrick's naam vinden we terug het Memoriaal van Pozieres.