Het dorp Log Pod Mangartom ligt in de vallei van de Koritnica rivier, in het achterland van het vroegere Isonzo front. Achter de civiele begraafplaats ligt een militaire Oostenrijks - Hongaarse begraafplaats die al werd gebruikt in de eerste jaren van WO 1.
De graven, ijzeren kruisen, liggen verdeelt over twee terrassen. Aan de overgang tussen de twee terrassen staat een sculptuur die vervaardigd werd in 1917 toen de gevechten nog volop bezig waren, door de Tsjechische beeldhouwer Ladislav Korfanek die als Oostenrijks - Hongaars soldaat diende. Het beeld toont twee Oostenrijk - Hongaarse soldaten, de ene is een Bosniër ( herkenbaar aan zijn islamitische hoed = de fez) de andere een Gebirgsjäger (Sloveense scherpschutter). Beide mannen staan symbool voor de dappere verdedigers van Rombonberg en richten hun blik naar de top van de 2208 meter hoge Rombon (Julische Alpen) die deel uitmaakte van het negentig kilometer lange Isonzo front.
Op 5 oktober 1908 annexeerde Oostenrijk - Hongarije het gebied Bosnië die het reeds bestuurde sinds 1879. De annexatie leidde tot een 'Bosnische crisis'. Dit conflict droeg bij aan grote spanningen tussen de toenmalige Europese grootmachten. Sinds de annexatiecrisis werden de Bosnische - (Herzegovina) infanterie die in de volksmond Bosniaken werden genoemd ( = Duits voor Bosniërs) opgenomen als deel van het Oostenrijks - Hongaarse leger. Deze regimenten bestonden voornamelijk uit Bosniërs ( tussen 93 % en 96 % ) en velen onder hen waren moslims.
In de loop van de oorlog werden deze infanterieregimenten (inclusief Jägers) uitgebreid tot maximum 35 bataljons, elk met ongeveer 1000 manschappen. Na zware verliezen in 1915 werden deze bataljons aangevuld met Hongaarse, Poolse, Tsjechische en Oekraïense troepen. Deze diversiteit heeft onvermijdelijk geleid tot minder effectiviteit van de afzonderlijke eenheden. De Bosnische regimenten behielden echter een hoge reputatie voor loyaliteit en werden beschouwd als elitetroepen. Om het met de woorden van een Oostenrijkse slagveldgids uitgegeven in 1917 te zeggen: ' Jeder einzelne ein held' (Ieder op zich een ware held). De Italianen vreesden hun buitengewone moed. De 'Bosniaken' werden voornamelijk in de bergen ingezet. Hun belangrijkste operatie gebieden waren de regio van de Monte Meletta (Dolomieten) en de slagvelden van de Isonzo ( Soca vallei). De zware winterse omstandigheden vaak met tekort aan voorraden maakte het ook voor deze troepen extra zwaar.
De Bosnische eenheden trokken de nodige aandacht met hun typisch uniform die hen onderscheiden van de andere Oostenrijks - Hongaarse eenheden. Hun meeste opvallende 'exotische' kledingstuk was de traditionele oosterse fez. De fez werd gemaakt van roodbruin vilt en voorzien met een kwastje van wol van zwarte schapen. Dit kwastje was 18,5 cm lang en gemonteerd op een rozet met franjes. De fez werd gedragen, met de kwast aan de achterkant. De gewone soldaten hadden een lichtblauw uniform met rode facings. De broek werd gemaakt in de oosterse stijl en vernauwde onder de knie.