Toen de geallieerde eindoffensieven in augustus 1918 in Frankrijk en in september 1918 in België begonnen verzochten de geallieerden de Italiaanse Generaal Armando Diaz om ook ten strijde te trekken. Diaz was de chef van de Italiaanse generale staf. Ook in het eigen Italië kreeg hij de vraag om in de aanval te gaan, en dat liefst voor het te laat zou zijn. Diaz plande de aanval en besliste om op 24 oktober om 3.00 uur aan te vallen.
Generaal Giardino van het 4e Italiaanse leger moest in minder dan een week een aanval voorbereiden. De troepen van Giardino vielen aan volgens plan maar kwamen vrijwel direct in de problemen. De Oostenrijks-Hongaarse veldmaarschalk Svetozar Boroevic, omschreven als één van de beste defensieve strategen uit WO I, verwachte dat de aanval zou beginnen in het berggebied. Bovendien bestookte de Italiaanse artillerie op de Grappa al enkele dagen de Oostenrijkse linies, dat beduidde meestal dat er een aanval op komst was. Van de rechterkant zou Giardino geen steun krijgen want de aanval van het achtste leger werd door de hevige regenval 48 uur uitgesteld. Ongeacht het ruwe en bergachtige terrein bewogen de infanterie eenheden zich vooruit, de oprukkende eenheden waren gelijkmatig verdeeld en vorderden in gesloten gelederen. Deze Italiaanse aanvalstactiek ontaarde in een bloedbad. Na zes dagen van hevige strijd kon Giardino geen doorbraak forceren. Twee derden van de Italiaanse verliezen in de slag van Vittorio Veneto del Grappa vielen hier in de regio. Dit kwam neer op bijna 25.000 slachtoffers!
Tijdens de laatste fase van de slag, toen de Italianen de rivier Piave overstaken, zwenkten de divisies van het achtste en het twaalfde leger meer naar het Noorden. De Oostenrijkse - Hongaarse troepen vreesden om omsingeld te worden. Daardoor werden ze gedwongen om het Grappa massief op te geven en de aftocht te blazen.