28 september 1918 de eerste dag van het eindoffensief, mannen van het 2e Linie speurden alle kreupelhout en elke greppel af naar het minste rookwolkje, dat een mitrailleurnest kon verraden. Zonder onderbreking floten de vijandelijke kogels om ons heen. Plots greep Raoul (onderluitenant Raoul Snoeck °1893 Gent - 1918 Klerken) me bij de arm, wees in de richting van een groep struiken en toonde mij een nest dat we nu heel duidelijk onderscheidden. Tegelijk beval hij me de rechtse mitrailleur in stelling te brengen, terwijl hij zich zelf met de linkse ging bemoeien. Ik sprong in de kuil naast me, richtte de loop en gaf tegelijkertijd instructies aan mijn mannen. Maar ik hoorde geen mitrailleurbuien die het schieten van mijn groep moest begeleiden. Waarom gaf Raoul zijn bevelen niet? Instinctmatig draaide ik me om. Nooit in mijn leven werd ik pijnlijker getroffen, in de bomtrechter naast me hing het bovenlichaam van Raoul. Twee beekjes bloed sijpelden langs weerzijden van zijn hoofd. Ik sprong letterlijk op hem, trok hem uit het gat en drukte hem tegen de boord, terwijl ik zijn hoofd rechthield. Ik besefte niet meer wat er rond ons gebeurde. Ik dacht alleen: “zou Raoul dood zijn”! Zijn grote wijd opengesperde ogen bekeken me alsof ze nog leefden, maar zijn gezicht kreeg een verschrikkelijke witte kleur en zijn lippen verbleekten. Vlug maakte ik zijn boven kledij los en mijn bevende hand zocht zijn hart, ik telde nog vier zwakke slagen en dan… niets meer!
Getuigenis van adjudant Vannuffel.