Fère-en-Tardenois  Frankrijk.
42nd Rainbow Division American Memorial 'Croix Rouge Farm'
Fère-en-Tardenois Frankrijk.

In het verlaten landschap bij de Franse plaats Fère-en-Tardenois (in de Aisne) staat het 42nd Rainbow Division Memorial.  Dit treffende en visualiserend drie meter hoge bronzen beeldhouwwerk van een Amerikaanse frontkrijger die een gesneuvelde kameraad van het slagveld draagt herdenkt  de manschappen van de 42e Amerikaanse infanteriedivisie. Deze Amerikaanse eenheid leverde hier op 25 en 26 juli 1918, tijdens de slag om Croix Rouge Farm, een moedige strijd. Het beeld werd ontworpen door James Walter Butler, een Britse beeldhouwer en lid van de Royal Academy in London. Het monument werd op 12 november 2011 ingehuldigd, dat dankzij de vrijgevigheid van Nimrod T. Frazer. Zijn vader, sergeant William Johnson Frazer uit Greenville (Alabama) diende tijdens deze slag bij de D compagnie van de 42e “Rainbow” infanteriedivisie. Hij raakte hier gewond en ontving daarvoor het Purple Heart (het Purple Heart is een Amerikaanse militaire decoratie die in naam van de president van de Verenigde Staten werd en nog steeds wordt uitgereikt aan hen die gewond of gedood werden terwijl ze het Amerikaanse leger dienden). Sergeant William Johnson Frazer is zijn strijdmakkers die hun leven gaven op Franse bodem nooit vergeten.

 

 

De 42e (Rainbow - regenboog) divisie was één van de bekendste Amerikaanse eenheden die in 1918 in Frankrijk vocht. Die bekendheid heeft zeker met de naam van de divisie te maken, maar ook met een aantal mannen die er deel van uitmaakten, zoals bijvoorbeeld de later legendarisch geworden generaal ( in WO II) Douglas MacArthur.

 

 

In de vroege morgen van 25 juli 1918 loste het 167e (Alabama) infanterieregiment van de 42e “Rainbow” divisie (kolonel William Preston Screws) eenheden af van de 26e Infanteriedivisie, die in de bossen (Forêt de Fère) ten westen van de Croix Rouge Farm waren gelegen. Deze divisie had hier gedurende twee weken moeten opboksen tegen de goed verdedigende Duitse stellingen rondom de boerderij, maar zij waren er ondanks zware verliezen niet in gelukt om enige progressie te boeken. De Duitsers hadden in en rond de boerderij mitrailleurposten ingericht en rondom het hele terrein waren er ook sluipschutters actief. Op 23 juli waren eenheden van de Duitse 23e infanteriedivisie het gebied binnengetrokken en hadden posities ingenomen rond de boerderij.  In de ochtend van 26 juli verplaatste men het 168e (Iowa) infanterieregiment naar de bossen ten zuiden om er een lijn te vormen met de rest van de divisie. Het was een frisse zomermorgen en het regende voortdurend. Beide regimenten hadden in de maanden voordien gevechtservaring opgedaan in de loopgraven van Lotharingen. Nu moesten ze deel nemen aan de gevechten in het Champagne-front en waren daarom toegevoegd aan het vierde Franse leger van generaal Gouraud.

 

Om 17 uur trok het 1e Bataljon van het “Alabama” Regiment, zonder artilleriesteun, ten aanval. De mannen trokken vanuit de bossen in het westen het open veld in. Deze actie verliep rampzalig voor de manschappen van de A-B-C en de D compagnie. Velen van hen werden neergemaaid in het open veld. In de amper 15 minuten durende strijd leden ze zware verliezen en bijna al hun mortieren en machinegeweren gingen verloren. Toen de stilte eindelijk weer viel over het slagveld leek het erop dat het weer een gewonnen dag zou worden voor de Duitsers, maar die rust duurde niet erg lang. Na ongeveer een uur werd een tweede poging ondernomen. Deze werd uitgevoerd door de nog ongeveer 100 overgebleven manschappen van de C en D Coy (compagnie). Opnieuw verloren ze de helft van hun mannen, maar door hun woeste inzet, met de bajonetten op het geweer, versloegen ze uiteindelijk toch hun vijand die voor hen gepositioneerd lag.

 

 

Op het zelfde moment probeerde het 3e bataljon van Majoor Dallas Smits om zich door de bossen die ten zuiden en zuidwesten van de boerderij lagen heen te zwoegen. Doch toen ze uit het bos kwamen en de Duitsers gingen attaqueren werden hun aanvallen één voor één teruggeslagen door het onophoudelijk vijandelijke vuur vanuit de boerderij. Het Duitse vuur had peloton na peloton gestopt. De compagnies van het derde bataljon hadden het nu moeilijk om georganiseerd te blijven. Ze moesten noodgedwongen posities gaan innemen in het open veld langs de weg naar het zuiden. Dit leek het einde te zijn van het 3e bataljon, maar plots kwam een samengesmolten groep van infanteristen met machinegeweren van compagnie K en L en met ondersteuning van enkele mortieren hen vanuit het zuiden te hulp. De Luitenants Murphy en Kairn van de B compagnie van het 151ste mitrailleur bataljon hadden een groep van infanteristen en mitrailleurschutters bijeen gebracht en vielen de hoeve aan.

 

Ze kregen ook de steun van een aantal andere gemengde eenheden van de K en L compagnie die de Duitse mitrailleurposten ten oosten van de boerderij hadden uitgeschakeld. De luitenants Sharp en Alan K. Smith van K compagnie en Lt. Young van I compagnie vielen met kleine groepen aan. Young werd ernstig gewond. Terwijl de beide aanvallende eenheden van het 3e bataljon zwaar onder vuur kwamen te liggen trok een andere unit van de K en L compagnies, samen met twee mannen van F compagnie (168e infanterieregiment), voorwaarts en geraakten dichterbij en schakelden, ten oosten van de hoeve, een aantal Duitse mitrailleurs uit. Een aantal overblijvers van een peloton van L compagnie trokken vooruit. Geleid door Lt. Maurice W. Howe bereikten een 15 a 20 tal man de hoeve omstreeks 19 uur. Daar verenigden ze zich met de overblijvende mannen, ook een twintig tal man, van de luitenants Murphy en Kairn. Omstreeks 20 uur verjoegen ze de Duitsers. Een aantal van hen nam stelling in de grote groentekelder van de hoeve, de anderen groeven zich in op de westelijke zijde van de weg naar Fére-en-Tardenois. Toen het donker was brachten ze al de gewonden vanuit de hoeve naar de bossen. De veldhospitalen hadden toen al meer dan 1100 mensen behandeld, inclusief die van de vijand. De linies werden gereorganiseerd en Kapitein Bryant Whitehurst, van B Coy, werd de bevelvoerder van de groep Amerikanen in de hoeve. De Duitsers bleven de Amerikanen de hele nacht belagen met artillerievuur. De volgende morgen (27 juli) toen het licht begon te worden lag het slagveld bezaaid met Duitse en Amerikaanse gesneuvelden en gewonden.

 

 

In de strijd die op 26 juli begon bij de boerderij Croix Rouge en uitliep tot aan het dorp Seringes-et-Nesles vielen 6.459 Amerikaanse slachtoffers waarvan 1.410 doden. Onder de 162 doden van het 167e infanterieregiment (Alabama) waren drie luitenants en twee kapiteins.

 

Het 1e en 3e bataljon werden samengevoegd tot één bataljon om zich bij het 2e Bataljon aan te sluiten voor de opmars naar de Ourcq rivier, die bereikt werd bij het vallen van de avond. De ochtend van 28 juli 1918 werden alle regimenten van de “Rainbow” Divisie, de 165e (New York), de 166e (Ohio), de 167e (Alabama) en de 168e (Iowa) verspreidt om de Duitsers te verdrijven van de oostelijke oever van de Ourcq rivier. Het 167e Infanterieregiment telde bij de gevechten nabij de Ourcq 1.785 doden, gewonden en vermisten, ongeveer 55% van zijn totale sterkte.

 

In de Eerste Wereldoorlog werden er in totaal vijf militairen van de "RAINBOW DIVISION" onderscheiden met de “Medal of Honor” (MOH). De Medal of Honor is de hoogste Amerikaanse militaire onderscheiding. Deze werd en wordt uitgereikt: “voor opvallende moed en ondernemingszin met gevaar voor eigen leven, boven wat de dienst vereist, in daadwerkelijk gevecht tegen een vijandelijke krijgsmacht". De Medal of Honor werd voor het eerst uitgereikt tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865), sindsdien werd hij 3.498 keer toegekend, voor het laatst op 31 juli 2017 aan Vietnamveteraan James McCloughan (South Haven, Michigan 30 april 1946). 

 

De vijf mannen die onderscheiden werden men de MOH waren:

 

  • Luitenant-kolonel William “Wild Bill” J. Donovan, 165e Infanterieregiment, 42e Rainbow Infanteriedivisie. MOH voor actie op 14/15 oktober 1918 bij Landres-et-St. Georges in Frankrijk.
  • Sergeant Richard W. O'Neill, Compagnie D, 165e Infanterieregiment, 42e Rainbow Infanteriedivisie. MOH voor actie op 30 juli 1918 bij de Ourcq River in Frankrijk.
  • Sergeant Michael A. Donaldson, Compagnie I, 165e Infanterieregiment, 42e Rainbow Infanteriedivisie. MOH voor actie op 14 oktober 1918 bij Sommerance-Landres-et St. Georges Road in Frankrijk.
  • Korporaal Sidney E. Manning, Compagnie G, 167e Infanterieregiment, 42e Rainbow Infanteriedivisie. MOH voor actie op 28 juli 1918 bij Breuvannes in Frankrijk.
  • Private Thomas S. Neibaur, Compagnie M, 167e Infanterieregiment, 42 Rainbow Infanteriedivisie. MOH voor actie op 16 oktober 1918 bij Landres-et-St. Georges, Côte de Châtillon in Frankrijk.

 

In 1918 vocht de 42nd Infantry Division (42ID) verschillende veldslagen uit op het Westelijke front waaronder: Champagne-Marne (15–18 juli 1918), Aisne-Marne (18 juli – 6 augustus 1918), slag om Saint-Mihiel (12–15 september 1918) en het Meuse-Argonne Offensief (26 september – 11 november 1918). Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren de manschappen van de divisie in totaal 164 dagen verwikkeld in gevechten. Het totale aantal geleden slachtoffers in de jaren 1917 en 1918 was 14.683 militairen, waaronder 2.810 doden en 11.873 gewonden. 

 

 

Meer artikels
VC Actie van soldaat Thomas Ricketts. 08-10-2018
Sint-Eloois-Winkel (Ledegem) België.

Op vrijdag 13 september 1918 werd het 1e bataljon van het Royal Newfoundland Regiment tijdelijk toegevoegd bij de 9e Divisie om de 28e Infanterie Brigade te vervolledigen.

lees meer ...
Oorlogsmonument Begraafplaats Steytelinck. 05-09-2016
Wilrijk (Antwerpen) België.

Dit monumentale beeldhouwwerk vervaardigd door Lode Eckermans staat vrij centraal op de begraafplaats Steytelinck.

lees meer ...
Sacrario Militaire del Leiten. 09-05-2016
Asiago Italië.

De 'battaglia degli Altipiani' of de Slag om Asiago ook de strafexpeditie genoemd was een tegenoffensief van de Oostenrijkers en Hongaren tegen de Italianen dat begon op 15 mei 1916.

lees meer ...