De Tête des Faux (in het Duits Buchenkopf) is een van de hoogste bergtoppen in de Vogezen,1208 meter. Vanaf de ruige top heeft men een gezichtsveld op het Berner Oberland in het Zuiden, op de Col du Bonhomme in het Westen, de Col de Bagenelles in het Noorden en het dal van de Weiss en de hoogte van de Lingekopf in het Oosten. Het grote strategische belang van de Tête des Faux was zowel bij de Fransen als bij de Duitsers duidelijk. Vanaf deze top kon men immers twee strategisch belangrijke routes aanvallen of beschermen: die over de Lauspach en de Col du Calvaire in het Zuiden en die over de Bonhomme in het Noordwesten. De bergtop was gemakkelijk toegankelijk vanaf het Zuiden, via de Col du Calvaire en de Col des Immerlins. Van alle andere zijden vormde de Buchenkopf een moeilijke en zware beklimming.
In de maand augustus 1914 bezetten de Duitsers de top. Het is goed om te bedenken dat de Frans-Duitse grens in augustus 1914 over de Col du Bonhomme liep en dat de Buchenkopf op Duits gebied lag. Al op 9 augustus 1914 bezetten Franse troepen van het 21e Franse legercorps de Col du Bonhomme en namen er hun posities in, ze lagen tegenover het Duitse 39e IR (infanterieregiment). Het dorp Diedolshausen (Frans: Le Bonhomme) bleef Duits. De Duitse artillerie verhinderde er de Franse opmars. De rest van dit eerste oorlogsjaar zou er fel gevochten worden om het bezit van de bergtop. Op 2 december 1914, in het holst van de nacht en in dichte mist, rukten vier Franse strijdgroepen chasseurs alpins (Alpine jagers) van de 132e brigade uit verschillende richtingen op. De verdediging van de Buchenkopf was op dat moment in handen van het 3e Bayerische LIR ( Beiers Landwehr-infanterie Regiment) onder commando van Oberst Hans Jordan. De Fransen slaagden er in om de top van de Buchenkopf te bereiken, te veroveren en te bezetten. De herovering van de bergtop maakte weliswaar de pasweg naar Kaysersberg niet veilig voor de Fransen, maar de bedreiging van het Franse achterland richting St Dié was nu afgewend.
Aan Duitse zijde kreeg de Buchenkopf nu de klassering “speciale sector” opgeplakt en werd er een speciale commandant benoemd, Generaal-majoor Dinkelacker. Hij moest de bergtop heroveren. Dinkelacker kreeg hiervoor de beschikking over het 14e Mecklenburger Jäger bataillon (MJB 14), een afdeling die geoefend was voor operaties in bergachtig gebied. Op 22 december had het bataljon haar positie ingenomen. Op kerstavond, 24 december 1914, om 22.30 uur, trok de Radfahrer Kompagnie (compagnie wielrijders) van het MJB 14 onder commando van Hauptmann von Chappuis in de aanval. Een dikke laag sneeuw en temperaturen tot – 18°C maakten deze aanval nog moeilijker! De Fransen boden er dapper weerstand. Hauptmann von Chappuis viel zwaargewond neer en ook de rest van de Duitse officieren begonnen te vallen, de een na de ander. De toestand voor de Duitsers werd wanhopig en op 1e kerstdag 1914 liet Generaal-majoor Dinkelacker de dodelijk vermoeide troepen naar de oude posities terugtrekken en de gewonden evacueren. Ze werden vervangen door een bataljon van het 121e LIR (Landwehr-infanterie Regiment). Deze actie koste 700 doden! Op 21 december 1915 probeerden de Duitsers opnieuw om de top van de Tête-des-Faux te veroveren, maar ook nu mislukte hun opzet. In de historiek van het 12e Landwehr-infanterie Regiment werd het volgende neergepend over de strijd op de Buchenkopf: “Op wie vanuit Sourcenord de Buchenkopf in de winter gezien heeft, dik met sneeuw beladen, maakte deze de indruk van een monsterlijke, uit de donkere wouden oprijzende, doodkist. En hoeveel doden nam deze doodkist wel in zich op, zowel Fransen als Duitsers! Bijna onophoudelijk wisselden aanvallen en tegenaanvallen van beide zijden op de top elkaar af. De top, die zo belangrijk was voor het uitzicht. De Fransen bezaten het grootste deel van de rotsachtige kop, wij een steil oplopend bastion bij de oostelijke top, zodat vriend en vijand daar op nauwelijks 30 meter van elkaar af lagen.” (von Delmensingen, 1930, p. 252)
De Fransen behielden de top, de Duitsers positioneerden zich op de Oostelijke hellingen. Ondanks verdere heftige stellinggevechten in de latere jaren, met vele slachtoffers aan beide zijden, zou de frontlijn hier voor de rest van oorlog onveranderd blijven liggen. Fransen en Duitsers hielden elkaar in de gaten en bespioneerden elkaar. Vanaf 1915 werd de gehele sector hier, die zich uitstrekte van op ongeveer 5 kilometer tussen de meren en de Basses-Huttes bezet door de 3e brigade van kolonel Georges Brissaud-Desmaillet (1869-1948), dat met inbegrip van de 14e, 30e, 52e, 62e B.C.A. (bataillons de chasseurs alpins) en het 229e RI (infanterieregiment) aan Franse kant, aan Duitse zijde lag de 6e Beierse Landwehr divisie, van General der Kavallerie Otto Ritter von Schmidt (1856-1929), die later zou vechten op Le Linge. Grootschalige militaire acties maakten vanaf nu plaats voor schermutselingen tussen patrouilles, artillerieduels, of blitse aanvallen met het gebruik van handgranaten. Gedurende het verder verloop van de oorlog versterkten en ontwikkelden de beide kampen er hun posities. Het front hier kende relatieve rust tot in 1918.
Op de Tête des Faux zijn de sporen van de oorlog nog steeds aanwezig. Op 1.121 meter hoogte ligt de Franse militaire begraafplaats: het ‘cimetière Duchesne’. De naam van deze Franse nécropole nationale kreeg de naam van commandant Henri Duchesne, hij was een van bevelhebbers van het 215e infanterieregiment. Commandant Duchesne sneuvelde tijdens de aanval op de Tête des Faux die uitgevoerd werd op 2 december 1914. Op de begraafplaats rusten 408 Franse militairen, 292 van hen liggen in individuele graven, de overige 116 werd verzameld in een massagraf. Commandant Duchesne ligt niet hier begraven, hij werd overgebracht naar het carré militaire op de burgerlijke-begraafplaats in Plainfaing.
Op de Tête des Faux kan men ook nog de relicten zien van twee Duitse militaire begraafplaatsen. De overblijfselen van de begraafplaatsen Hexenweiher en Rabenbühl liggen op een kleine 1.000 meter hoogte, dat is op korte afstand van de vroegere eerste linie op de Tête des Faux of Buchenkopf. Deze oude begraafplaatsen zijn vrij bijzonder en zijn met uitzondering van de verdwenen graven en wat infrastructuur toch nog grotendeels compleet. Naast een aantal kleine dodenakkers dicht achter de eerste lijn, legden de Duitse Landwehrtroepen die toen deze sector in handen hadden twee grote begraafplaatsen aan, eerst het Hexenweiher Friedhof en toen dat vol lag begonnen ze met de aanleg van het Rabenbühl Friedhof. Op beide begraafplaatsen werden de stoffelijke resten enkele jaren na de oorlog opgegraven en overhevelt naar de verzamelbegraafplaats van Hohrod, dicht bij Le Linge.
Het Hexenweiher Friedhof werd vernoemd naar het nabijgelegen moerasmeer met zijn eeuwenoude mystiek het “ Hexenweiher’( nu heet het ‘Etang du Devin’). Ook nu nog ademen deze overblijfselen nog steeds de sfeer van een typisch Waldfriedhof (begraafplaats in een bos) uit, dit mede door de restanten zoals de ingangspoort met trap, de zitbanken, het stenen wijwatervat, de ommuring en de grafschriften.
Het Rabenbühl Friedhof werd vernoemd naar de Rabenbühl, dat was een geografisch punt binnen het bereik van de Tête des Faux. Op deze oude begraafplaats vindt men nog de gerestaureerde originele kapel en het Feldaltar (veldaltaar) en enkele grafstenen.
Met dank aan Wim Degrande ( boek : Verstild & Versteend ).