Het lager gelegen terrein bij de begraafplaats van Folgaria werd al sinds het begin van de oorlog gebruikt als oorlogsbegraafplaats. In de loop van de oorlog werd de dodenakker constant vergroot.
Ook heel wat militaire slachtoffers die overleden te gevolge van de Spaanse griep werden hier bijgezet. Op 2 november 1918, kort voor de definitieve aftocht, brachten generaal Ignaz von Verdross, zijn ordonnans Franz Runge en een erewacht er een oprechte laatste militaire groet uit aan de gesneuvelden. In de jaren 1930 werd het oord nog verder uitgebreid met graven die afkomstig waren van andere begraafplaatsen die langs de vroegere frontlijn lagen.
Tussen 1971 en 1972 werd het binnenste deel van de militaire begraafplaats gerenoveerd. De stoffelijke resten van 2.500 dode Oostenrijks Hongaarse militairen, waaronder 750 onbekenden, werden opgegraven en ondergebracht in vier grote crypten. De herdenkingsmemorialen die werden gerecupereerd op de vroegere verlaten begraafplaatsen werden nu rond de begraafplaats geplaatst.
Eén van de monumenten herdenkt het XIVe Edelweisskorps. Een aantal graven en kruisen die er voordien de graven van de doden markeerden werden opgelijnd ten noorden van de kapel, daar werd o.a. ook een groot projectiel van een 42cm mortier, gebruikt in de Slag bij Serrada, geplaatst. De inhuldiging vond plaats op 12 september 1972.