Het aantal slachtoffers van de Derde Slag bij Ieper of Passendale is veel hoger dan tot nu toe werd aangenomen. Meestal sprak men over ongeveer 350 tot 400.000 slachtoffers (doden en gewonden). Maar onderzoek van het In Flanders Fields Museum in Ieper verhoogde het cijfer tot 600.000.!
Dat geschiedenis geen exacte wetenschap is werd al meerdere malen aangeduid, en zo is dat ook het geval met het aantal slechtoffers van de Derde Slag bij Ieper! Dat we nu na 100 jaar nog altijd geen definitief cijfer hebben over de menselijke verliezen hier bij Ieper in 1917 is in feite niet verwonderlijk. Trouwens dit geld niet alleen voor die specifieke Slag, maar wel voor alle grote veldslagen uit de 'Groote Oorlog'. Dat komt deels omdat het ene land al beter hun verliescijfers bijhielden dan andere staten. Wat de cijfers van de Derde Slag bij Ieper betreft zijn de cijfers bij de Geallieerden vrij zeker, maar bij de Duitsers is dat niet zo. Van de Duitse slachtoffers bestaat er immers geen overkoepelende lijst van alle gesneuvelde en overleden ( bv door ziekte) militairen. Enkel op het niveau van de regimenten werden er lijsten van vermisten en doden bijgehouden. Een aantal Duitse regimenten publiceerden boeken waarin ook de namen van hun gevallen kameraden bekendgemaakt werden, voor de regimenten die dat niet deden moet men gaan zoeken in de Duitse militaire archieven. Maar tijdens de Tweede Wereldoorlog werden heel wat Duitse archieven vernietigd. Een eindcijfer betreffende de Duitsers zal dus altijd slechts een schatting blijven.
Vrijwilligers die in het In Flanders Fields Museum meewerken aan het opstellen van de Namenlijst telden er 55.173 Duitse doden, dit voor de periode vanaf begin juni 1917 tot eind december 1917. Zo goed als zeker zullen er daar nog eens 10 à 15 % bij komen, het zal dus waarschijnlijk oplopen tot een totaal van 60 tot 65.000. Maar in hoe verre kan dit aantal correct zijn?
Niet alleen het bijhouden van slachtofferlijsten speelde een cruciale rol in de tellingen, maar ook de militaire geschiedschrijving zorgde voor verwarring. In de officiële Britse militaire geschiedschrijving begon de 3e Slag bij Ieper op 31 juli, eigenlijk klopt dat niet want de strijd begon in feite al met de Mijnenslag begin juni. Bij de Britten eindigde de Slag op 12 november, maar in de Duitse militaire geschiedschrijving liep de “Dritte Flandernschlacht” tot eind 1917. En inderdaad tussen 12 november en eind 1917 vielen er nog eens 15.000 doden.
Daarbij kwam ook nog dat de Britten meerdere keren in de aanval trokken zonder succes te kennen, en die onsuccesvolle acties kregen geen naam. Die aanpak vertekende zeker het beeld van de 3e Slag. Bijvoorbeeld; in de laatste fase van de slag ging in de historiografie zowat alle aandacht naar de Canadezen, zij slaagden er uiteindelijk in om Passendale in te nemen. Het Canadese legerkorps telde 4.565 doden, maar in diezelfde periode vielen er bij Britse eenheden ook slachtoffers! Er vielen 6.369 doden! Toen de Canadezen richting Passendale trokken, probeerden de Britten om ten westen en ten zuiden de Duitsers uit hun stellingen op de heuvelrug van Geluveld te verjagen. Maar deze poging verliep zonder enig succes, en dus kreeg dat stuk van het verhaal meestal geen aandacht in de geschiedschrijving.
In ieder geval vielen er aan beide zijden verschrikkelijk veel slachtoffers, veel te veel….schandalig veel! Eén van die ongelukkigen was de 26 jarige Second Lieutenant George William Fisher van het 1st/4th Battalion (Territorial) Suffolk Regiment, hij sneuvelde op 26 november 1917. George werd geboren in Zuid-Afrika, in 1891. Hij was de zoon van William Philips Fisher, een effectenmakelaar uit Paisley, en Anna Mary Strang Brown uit 38 New Street, Paisley. Kort na hun huwelijk waren Georges ouders verhuisd naar Zuid-Afrika.
In 1911 verhuisde de 19 jarige George van Zuid-Afrika naar Schotland, om te studeren. De jonge kerel trok in bij zijn tante Wilhelmina Brown en haar familie die in Crúachan woonde. Zijn tante was een weduwe met vijf kinderen. Na zijn studies trok George, waarschijnlijk als stagiair, naar Londen. Op 4 februari 1916 vervoegde hij , als Private (soldaat), de Inns of Court Officers Training Corps, een opleidingscorps voor officieren. Hij kwam er terecht in het No. 14 Officer Cadet Battalion. Op 26 november 1916 ontving hij een Commissie ( werd officier). Twee dagen later werd hij Second Lieutenant (onderluitenant) bij de C compagnie van het 4e Bataljon van het Suffolk Regiment.
2nd Lt. Fisher kwam op 12 april 1917 aan in Frankrijk. In 1917 maakte het de 1st/4th Suffolk Regiment deel uit van de van de 98e brigade ( 33e divisie) die in april en mei 1917 verwikkeld was in de eerste en de tweede slag bij de Scarpe, een deel van het offensief bij Arras. George Fisher sloot zich op 1 mei ‘17 aan bij het bataljon. De 33e divisie nam vervolgens deel aan operaties op de Vlaamse kust, en streed in de Derde slag om Ieper, meer bepaald in de veldslagen van Menin Court Ridge (gevechten bij de Meenseweg) en Polygon Wood (gevechten in en rond het Polygonebos) in september 1917. De jonge officier overleefde deze beruchte acties, na de strijd bij het Polygonebos werd de 33e divisie teruggetrokken en nam ze de nieuw veroverde lijn ten oosten van Mesen in. Door dat de beek de Douve het gebied onderwater had gezet was er hier, buiten de iedere avond terugkomende artilleriebeschietingen, niet veel activiteit.
Begin november verplaatste de divisie zich naar het noorden van Ieper, waar het op 6 november de 3e Canadese divisie afloste. George Fisher sneuvelde op 17 november 1917, kort nadat het bataljon er bij Abraham Heights (dicht bij Graventafel) het 87e Canadees bataljon afloste. George rust nu op Tyne Cot Cemetery, hij werd dichtbij het Cross of Sacrifice begraven.