Wat later de geschiedenis in zou gaan als de slag om Passendale 1917 gebeurde in drie fases.
De eerste fase: Vanaf 31 juli begon de aanval. Door de hevige regen werd het kapotgeschoten terrein drassig en de tankbrigades geraakten niet door de modder, de aanval werd gestaakt. Op 10 augustus lanceerde men een aanval op Geluveld, maar die mislukte. Midden augustus verplaatste de actie zich naar Langemark, maar ook daar konden de tanks niet door de modderbrij, hoewel die intussen na enkele dagen van droog weer was voorzien van een korstje.
De tweede fase: Van 20 september tot 26 september werd er met succes gestreden rond de Meenseweg en het Polygonbos. Op 4 oktober bereikte men de Flandern I-Stellung die de Duitsers kost wat kost wilden behouden. In enkele dagen tijd veranderden aanhoudende stortregens het landschap weer in een modderbrij. Artilleriestukken naar voren brengen lukte niet meer, de slag bij Poelkapelle eindigde in een bloedige mislukking. De eerste poging, op 12 oktober, om Passendale in te nemen liep eveneens verkeerd af.
De derde fase: Op 26 oktober ploeterden de Britten en de Canadezen zich in de gietende regen een weg door de modderige moerassen voor Passendale. De Britten gaven het dorp een meer toepasselijke naam en noemden het voortaan, “Passion-dale”, vertaald betekende dat: “dal van het lijden”. Op 6 november werden de puinen van het totaal vernielde dorp ingenomen. Op 10 november staakte men het offensief op de top van de heuvelkam.
Na 100 dagen bereikte men eindelijk Passendale, dat was een terreinwinst van slechts 8 km. Tijdens dit offensief regende het 70 dagen. Oktober 1917 werd één van de natste maanden van de eeuw. Meer dan 4 miljoen granaten werden afgevuurd. Dorpen, wegen, boerderijen en beken waren verdwenen. Door de beschietingen was het gevechtsterrein herschapen in een ontoegankelijk moerasgebied. ( het afwateringssysteem via beekjes was kapot geschoten). Toen Haigs stafchef na de gevechten de slagvelden zag barstte hij in tranen uit en zei: “My God, did we really send men to fight in that?”. De Ieperboog was nu ruimer en de strategische positie was beter, maar die zag er uit als een enorme modderzee. Mens en dier bleven achter tussen verzonken materieel, samen met duizenden niet ontplofte obussen of granaten.
Nu nog kun je in die regio granaten terug vinden tot op 4 meter diepte. Een amateur archeoloog getuigde: “Voor mensen en dieren die de weg kwijtraakten en in de modder zakten, was geen redding meer mogelijk. Meteen was dit hun laatste rustplaats. Via metaaldetectie kon ik enkele paarden terugvinden meestal via de hoefijzers, gareel of via een bepakking met 18 ponder granaten. Als ik twaalf 18-ponder granaten vond netjes mooi naast elkaar net onder de ploeg laag dan lag er één paard onder, maar als ik slechts acht 18- ponder granaten vond dan was het lastdier een muilezel”.