De Fransen waren in 1914 van plan om zelf aan een snelle opmars te beginnen naar Elzas-Lotharingen, terwijl o.a. de Britse troepen de Duitsers op Belgisch grondgebied moesten tegenhouden. Het was de bedoeling van de Fransen om de regio Lotharingen, veroverd door de Duisers in 1871 gedurende de Frans-Pruisische oorlog weer in hun bezit te krijgen. Dat leek een haalbare mogelijkheid want het Duitse Schlieffenplan voorzag in een tactische terugtrekking mogelijks zelfs het tijdelijk opgeven van dit gebied om zo zelf snel de grens met Luxemburg en België te kunnen overschrijden. Nadien naar Parijs op te rukken, westwaarts om Parijs heen te trekken en vervolgens de Franse fortengordel aan de grens met Duitsland in de rug aan te vallen. Maar het zou allemaal anders verlopen, de oorlog zou nog voortduren tot 1918. Het gebied van de Vogezen werd uiteindelijk het terrein van een verbitterde kamp waar tienduizenden militairen sneuvelden, terwijl er finaal nooit sprake zou zijn van een belangrijke terreinwinst. Hoewel er de gehele oorlog door werd gevochten in de Vogezen, werden de belangrijkste gevechten er gevoerd in 1914 en 1915. Daarna veranderde de frontlinie niet veel, totdat de Amerikanen daar in 1918 deelnamen aan de strijd en de Duitse troepen zich uit de Vogezen terugtrokken.
Eén van de plaatsen in de Vogezen waar enorm voor getreden werd was de Hartmannswillerkopf ( ook Hartmannsweilerkopf of afgekort HWK) in het Frans noemde men die bergtop de Vieil-Armand. Hoewel deze bergtop bijna de hele oorlog het toneel van bittere gevechten zou worden, was dat in de eerste maanden nog niet het geval. Blijkbaar zagen toen geen van beide partijen de strategische betekenis van het bezit van de Hartmannswillerkopf in, dat terwijl deze hoogte toch wel een zeer uitgebreid uitzichtpunt vormde. Niet alleen op de vlakte van de Elzas, maar ook op de aanvoerwegen uit Frankrijk via verscheidene paswegen. De HWK zou pas geleidelijk ontwaken uit zijn diepe slaap, maar dat zou gepaard gaan met verregaande gevolgen voor de beide hier strijdende partijen. Op 8 januari 1916 werd hier voor het laatst op de Hirtzstein (gelegen bij de Hartmannswillerkopf ) door de Duitsers een stormaanval uitgevoerd. Hiervoor hadden de Duitsers weer nieuwe troepen aangevoerd. Met een vijf uur durend trommelvuur uit meer dan 100 artilleriestukken bereidden de Duitsers hun actie voor. De aanval werd uitgevoerd door het 188e en het 189e IR (infanterieregiment), die waren versterkt met speciale storm- en genie-eenheden. De aanval was succesvol en een Franse tegenaanval werd afgeslagen. Alhoewel, begin januari lagen de Franse en Duitse troepen in feite bijna precies in de stellingen die ze voor 21 december 1915 al in handen hadden! Deze actie van 8 januari was dan ook de laatste grote operatie op de Hartmannswillerkopf. Van nu af namen de gevechten langzamerhand af, toch vonden er hier nog tot op het einde van de oorlog schermutselingen plaats. De berg eiste nog dagelijks slachtoffers!
Een andere Duitse eenheid die in actie kwam op en rond de Hartmannswillerkopf was het Württembergische Landwehr Infanterie Regiment (L.I.R.) 123. Bij dit Landwehr Regiment lag de gemiddelde leeftijd van de officieren en de manschappen tussen de 32 en de 39 jaar. Het waren dus mannen die meestal al een gezin hadden opgebouwd, velen van hen waren huisvaders met een eerzaam beroep of ambacht. Er waren wel enkele adellijke officieren in de eenheid maar de rest van de mannen kwamen uit alle sociale klassen van Württemberg. Het L.I.R.123 was betrokken bij gevechten om de Sudel en ook bij de Tweede Kerstmisslag om de Hartmannswillerkopf in 1914. Gezien de eenheid bij de Landwehr behoorde beschikte het niet over het beste en nieuwste materiaal, ze waren bewapend met verouderde wapens of buitgemaakt materiaal; zoals Russische mitrailleurs. Vanaf ’16 zou het 123e L.I.R. er zijn stellingen verbeteren met diepe prikkeldraadversperringen, met hoogspanningsdraadafsluitingen, met goedgebouwde loopgraven die vaak met natuurstenen aangelegd werden en met betonnen schuilplaatsen. Die betonnen constructies waren van verschillende types, die boden ook vaak toegang tot onderkomens die diep in de bergen waren uitgekapt en voorzien waren van elektriciteit. De betonnen bouwwerken die het regiment hier na de oorlog achterliet zijn nog te bezichtigen in dorpen als Rimbach en op de toppen van de Hartmannswillerkopf en de Sudel.
Het Vogezenfront stond, na januari 1916, bekend als een betrekkelijk rustig front. Maar toch zouden de hier aanwezige landweermannen er niet ontkomen aan de verschrikkingen van de bergoorlog. Naast de barre Vogezen winters kende men er ook talloze artilleriebeschietingen, een mijnenoorlog en man tegen man gevechten die veel verliezen opleverden. Zo was er op 28 februari 1917 en zware ontploffing. Op die dag ontplofte in het munitiedepot van 'Ziegelrückenstolle', een zware mortier, mogelijk te wijten door een ongeval of door een verkeerd ( te kort) gericht projectiel. Hierbij werden 63 manschappen van het 124e Würtembergs landweerregiment in één klap gedood. De overledenen rusten nog waar ze omkwamen, het depot werd kort na het ongeval dichtgemetseld.
Op 15 oktober 1918 werden de Franse stellingen op de HWK deels overgenomen door troepen uit de Verenigde Staten. Op 4 november 1918 sneuvelde de laatste Duitse militair op deze met 'fatum' overgoten berg. De omstandigheden leken sterk op die van het eerste slachtoffer uit 1915! Een patrouille van het 124e Landwehr Regiment dat sinds 1 januari op de berg gelegen was kwam er onder Frans vuur te liggen, hierbij werd de leider van de patrouille, hulpofficier Weckerle, dodelijk gewond. Op 15 november, vier dagen na de wapenstilstand, verliet de achterhoede van het 124e L.I.R. de Hartmannswillerkopf.
Hoeveel mannen lieten hier hun leven in de gevechten om deze berg? Over de aantallen bestaan verschillende vermeldingen, 15.000 gesneuvelden aan beide kanten lijkt de meest reële schatting te zijn. De dodelijke slachtoffers rusten nu op de Franse militaire begraafplaatsen van Vieil-Armand en Cernay en op de Duitse militaire begraafplaats in Cernay. Ook in de crypte van de Vieil-Armand rusten nog heel wat ongetelde resten van zowel Franse als Duitse onbekende militairen.
Het Jägerdenkmal op de Hartmannswillerkopf werd al in 1915 op bevel van majoor Kachel ( de commandant van dit deel op de HWK van 01.08.1914 tot 07.02.1916) ter ere van de hier strijdende Jägerbatallione (bataljons Jagers) opgericht. Na verloop van tijd brachten ook al de andere op de Hartmannswillerkopf vechtende Duitse eenheden hun gedenkplaquettes aan op het monument. In 1945 werd het gedenkteken vernietigd, maar in 1959 werd het opnieuw maar wat kleiner heropgebouwd. De destijds kapotgeschoten eik direct naast het monument begon nadien weer op te schieten en staat daar vandaag nog steeds.