De begraafplaats Chester Farm Cemetery ligt aan de rand van het provinciedomein De Palingbeek. Tijdens de oorlog lag er tegenover de begraafplaats een boerderij die werd toen door de Britten op hun trenchmaps als Chester Farm vermeld. De begraafplaats werd gebruikt van maart 1915 tot november 1917. Het is een frontlijnbegraafplaats (battlefield cemetery), de doden werden er haastig door de strijdende troepen begraven, vandaar de deels ongeordende ligging van de graven. De mannen die toen letterlijk vlug in de grond werden gestopt waren vooral slachtoffers van de gevechten in de omgeving van "The Bluff" (steile oever) langs beide zijden van het kanaal Ieper- Komen.
De 16 jarige Private (soldaat) Alfred Bootham, is het jongste slachtoffer op deze begraafplaats hij maakte deel uit van het 2nd Bn. Manchester Regiment. Alfred sneuvelde op 9 juni 1915. Van dit zelfde bataljon liggen er op deze begraafplaats maar liefst 93 officieren, onderofficieren en manschappen begraven! Zij vielen allen tussen april en juli 1915.
In 1916 zou de gemeente Zillebeke weer opgeschrikt worden door hevige gevechten, ditmaal bij Mount Sorrel. Mount Sorrel was een plaats langs een bergkam tussen ‘t Hooge en Zwarteleen. Ditmaal waren het Canadese troepen die er de aanvalsschok zouden opvangen. Hoewel die gevechten zich helemaal niet zo ver van Chester Farm Cemetery afspeelden liggen er hier slechts een paar Canadezen begraven.Halverwege mei’ 16 toonden luchtverkenningsvluchten in de buurt van Mount Sorrel aan dat de Duitse troepen een aanval voorbereidden. Waarnemers van het Royal Flying Corps constateerden er achter de Duitse linies het bestaan van uitgevoerde werken die vreemd genoeg op de Canadese posities leken. Men had ook bemerkt dat de Duitsers er ondermijningsloopgraven en tunnels aan het graven waren. Er was duidelijk een aanval opkomst!
Net toen de staf van de 3e Canadese divisie, onder bevel van generaal-majoor Malcolm Mercer begonnen was met het ontwerpen van plannen om de gevaarlijke en gunstiger gelegen Duitse stellingen te overmeesteren, vielen de Duitsers zelf aan. Het Duitse XIII Corps (Württemberg) had de aanval op de Mount Sorrel, Tor Top (Hill 62) en Hill 61 gedurende zes weken zorgvuldig gepland en voorbereid. Het was de bedoeling om de observatie posities ten oosten van de Ieper over te nemen en om er in het lager gelegen gebied zoveel mogelijk Britse eenheden vast te zetten, de Duitsers wilden voorkomen dat men die troepen overbracht naar het Sommefront.
De Canadese 3e Divisie,die hier het front bezette bestond uit manschappen die nog niet aan gevechten hadden deelgenomen. De Canadezen werden zwaar onder vuur genomen door Duitse 'Minenwerfers' en allerlei ander geschut. De Slag om Mount Sorrel (van 2 tot 13 juni 1916) was begonnen. Tijdens de daaropvolgende Duitse aanval werd ten koste van vele slachtoffers, een groot deel van Sanctuary Wood, Hill 62, Armagh Wood en Mount Sorrel ingenomen.
Een slecht voorbereide tegenaanval op 3 juni mislukte. De volgende dagen zouden de Canadezen nog verder achteruit gedreven worden, richting Ieper. Ondanks fel weerwerk met o.m. Brits geschut, konden Duitse eenheden ook het gehucht Hoge bezetten. Een tegenaanval op 12 – 13 juni van de 1e Canadese Divisie zou nu wel slagen en beoordeeld worden als de eerste Canadese succesvolle aanval. Doch, de kostprijs was aanzienlijk hoog, in de nabijheid van Hill 62 en Mount Sorrel zou men 8.430 Canadese verliezen tellen (doden, gewonden, vermisten).
Een van die vele slachtoffers was generaal-majoor Malcolm Smith Mercer (1856 – 1916). De 3e Canadese Divisie van Mercer bezette op 1 juni 1916 de eerste lijn tussen Hill 62 en Mount Sorrel. In de vroege ochtend van 2 juni 1916 ging hij persoonlijk zijn sector inspecteren. Generaal-majoor Mercer en Brigade-generaal Williams bezochten er luitenant-kolonel J.F.H. Ussher, de Commanding Officer van het 4e CMR (4th Canadian Mounted Rifles ), om er de situatie te evalueren. De officieren troffen elkaar in hoofdkwartier van Usher’s bataljon. Dat HQ bevond zich in een dug-out die zich in de directe steunloopgraaf, op een goede 20 meter achter de frontlijn, lag. Net toen de generaals hun inspectie in de loopgraven van het 4e CMR hadden voltooid bestookte de Duitse artillerie, van 8u30 tot 13uur, het front van de 3e Canadese divisie, het was een heel intens bombardement.
De explosie van een artilleriegranaat verdoofde Mercer en verwonde Williams ernstig in het gezicht en hoofd. De 'Aide-de- Camp' (een militaire officier die als secretaris en persoonlijk assistent werkt voor een officier of generaal met hogere rang) van generaal Mercer, kapitein Lyman Gooderham, was voor een korte tijd bewusteloos, maar hij was niet gewond. Generaal Williams werd meegenomen naar een hulppost in een lange smalle tunnel. Die had twee ingangen, één vanuit een uitgegraven schacht gedolven vanuit de verbindingsloopgraaf bekend als O'Grady Walk en de andere in een schuilgreppel die de Tube werd genoemd. Mercer, Ussher en Gooderham bleven in het hoofdkwartier van het 4e CMR. Vervolgens trok Luitenant-kolonel Ussher naar de tunnel om er de gezondheidstoestand van generaal Williams te controleren. Maar toen de kolonel zich in de tunnel bevond begon de vijand die te beschieten, het bombardement blokkeerde de beide uitgangen en Ussher zat gevangen.
Na dat de Duitsers vier ondergrondse mijnen tot detonatie hadden gebracht bezette hun infanterie nu Mount Sorrel. Kapitein Gooderham probeerde om Mercer vanuit het dug-out hoofdkwartier via het open veld, aangezien alle loopgraven door de ontploffingen genivelleerd waren, in veiligheid te brengen. Tijdens die actie brak een willekeurige rondvliegende kogel het been van Mercer, Gooderham verbond de wonde aan het gebroken been. Nadien zochten de twee mannen beschutting in een greppel. Die nacht vuurde de Britse artillerie er op los want ze wilden voorkomen dat de Duitsers versterkingen konden sturen. Gooderham, die gedurende deze vreselijke beproeving bij de generaal was gebleven noteerde dat een Britse granaatscherf ( Friendly Fire) tussen 01u00 en 02u00 op 3 juni, het hart van generaal Mercer doorboorde en dat hij op slag dood was. Williams, Ussher, en Gooderham werden door de Duitsers gevangen genomen… de generaal werd als vermist opgegeven.
Korporaal John Reid van het 4e bataljon behoorde tot een groep mannen die de taak toegewezen kreeg om in de nacht het 'No Man's Land' te gaan uitkammen, om de manschappen die omgekomen waren in de Duitse aanval van 2-3 juni te zoeken en begraven. In de nacht van 21 juni vonden en begroeven zijn groep ongeveer 30 lichamen. Die nacht vonden ze ook het lichaam van generaal Mercer in Armagh Wood. Bepaalde bronnen beweren dat de generaal op 16 juni 1916 werd teruggevonden, maar aangezien hij pas op 24 juni begraven werd lijkt het waarschijnlijker dat hij pas op 21 juni werd gevonden.
Een brief van korporaal Reid met daarin een beschrijving van de vaststelling en het terugvinden van het lichaam van generaal Mercer werd later gepubliceerd in een krant uit Toronto: “... Ik was zakken met objecten, die we de avond voordien van bij de doden meegenomen hadden, aan het doorzoeken toen ik een getekende brief door generaal Mercer tegenkwam. Dat zorgde voor opwinding want we dachten dat hij in de handen van de Hunnen (Duitsers) was. Ik telefoneerde naar de verantwoordelijke van de plaatselijke pionier eenheid. Omdat we de avond voordien samen op zoek waren geweest, zei hij dat het object gevonden moest zijn op de plek waar de mitrailleur het vuur op ons geopend had ... De echte opwinding begon toen pas, we werden al gespot van zodra we de dug-out verlieten, het is dankzij een aantal dat we daar ooit konden geraken. Het was niet genoeg dat ze mitrailleurs tegen ons aanwendden! Ze stuurden zelfs coal boxes [zware obussen]op ons af, en sommige vielen dan ook dicht in de buurt. Het opgraven van de generaal was echt het akeligste deel van het gebeuren, we moesten op onze buik liggen en schrapen totdat het lichaam van de generaal niet meer bedekt was, dan onderzochten we het lichaam opnieuw we zagen de epauletten met gekruiste zwaarden en sterren. Hoe dan ook tegen zes uur konden we het lichaam, dat we hadden uitgegraven, naar een granaattrechter verslepen op ongeveer 5 meter vanwaar het, op uitzondering van een laars waarvan er 10 cm lederen legging uit de modder stak, begraven lag. Vervolgens sneed ik de vest van de generaal open en plaatste het lijk tot na de duisternis in een granaattrechter.”
Generaal Mercer werd op 24 juni 1916 met militaire eer begraven op het Lijssenthoek Military Cemetery te Poperinge. Hij is nog steeds de hoogste gegradeerde Canadese militair ooit die de dood vond tijdens een gevecht.